Ian Buruma: dwarsdenker die steeds weer uitkomt bij de cultuuroorlog – Laudatio Gouden Ganzenveer 2019

Het was Ian Buruma er nooit om te doen over zichzelf te schrijven, hij is een schrijver die naar anderen kijkt. Die nauwgezet onderzoekt wat hun manieren zijn en waar hun ideeën vandaan komen. Tot hij zich realiseerde dat hij de wereld beziet door een prisma dat hem in zijn vroege jeugd is aangereikt.

Elke kerst ging hij met zijn Nederlandse vader en Britse moeder met de auto van Den Haag naar St Mary Woodlands in Berkshire. Daar kwam in een oude pastorie zijn Joodse familie bijeen: de Schlesingers, met in het middelpunt zijn grootouders Bernard en Winifred.

Drie jaar geleden was er ineens een boek over zijn eigen familie: Hun beloofde land: mijn grootouders in tijden van liefde en oorlog. Het vertelt over de idylle in een groot Engels huis: de dagen rijk behangen met tradities en rituelen. Alles aan St Mary Woodlands ademde eeuwenoud Engels gebruik: ontbijt met worstjes, gebakken tomaten en gekruide niertjes, zelfgemaakte marmelade, paarden en cricket. De Joodse Schlesingers hadden de mooiste kerstboom met de meeste cadeaus.

Dat volbloed Engelse had grote aantrekkingskracht op het jochie dat Ian Buruma was. Die werd anglofiel: hij droeg geruite overhemden met blauwe blazer, oefende zich in cricket en las stripverhalen over Engelse kostschooljongens. Toen hij eind jaren ’70 een Amerikaanse vriend voorstelde aan Granny en Gandpop, vond die hun huis een decor voor Agatha Christie, en zijn grootouders ‘de meest Engelse mensen die hij ooit had ontmoet’.

Van Buruma’s acht overgrootouders kwamen er zeven uit Duitsland, familie van zijn moeder vluchtte voor Stalin weg uit Tallinn. Zijn grootouders waren Engelser dan Britten zelf omdat voor hen nationaliteit niet vanzelfsprekend was. Het was een verworvenheid die veiligheid bood. Assimilatie was een noodzaak.

Pas jaren later herkende Buruma de angst bij zijn moeder dat iets in haar manier van doen, of haar uitspraak, zou verraden dat ze niet Engels was. Buruma schrijft: ‘Dat zou onthullen dat deze nieuwkomer was mislukt in haar begrip van hoe het systeem werkt.’ De auteur die altijd de ander bestudeerde, had het belang van zijn autobiografie ontdekt.

Buruma probeert te begrijpen hoe Het Systeem werkt. Met een diep besef van het belang van cultuur, van geschiedenis, van nationaliteit en identiteit. Dat is de humuslaag van een intellectueel oeuvre.

De kleinzoon betrekt daarin een positie diametraal tegenovergesteld aan die van zijn grootouders. Hij werd de eeuwige buitenstaander. Op zijn 23e verliet hij Leiden en Den Haag – gezapig was het er – en vertrok naar een land waar nieuwkomers nooit integreren, waar hij was voorbestemd de eeuwige outsider te zijn – en dat tot zijn genoegen. Hij vestigde zich in de bohème-underground van Japan en werd er student film, acteur en danser – pas in 2018 schreef hij er het autobiografische Tokyo mon amour over.

Veel mensen hebben een boek dat achteraf bepalend bleek voor hoe ze de werkelijkheid monsteren en ordenen. Het boek dat Buruma’s denken lijkt te hebben gevormd, verscheen in die Japanse jaren. Het was 1978, hij was 27. Het boek: Orientalism van Edward Said.

Zijn latere werk verraadt dat dat boek hem heeft uitgerust met een opdracht. Hij werd de westerling die zich niet schuldig maakt aan oriëntalisme: zonder paternalisme, afziend van Westerse superioriteitsclaims en de culturele reductie van het Oosten. Hij ontsloot de Oriënt van binnenuit.

Begonnen als verslaggever in China en Japan onderzocht hij de spanning tussen religie en politiek daarna ook in het Midden-Oosten en het Westen. De laatste decennia gaat zijn belangstelling telkens uit naar de fundamenten van de open samenleving. De voorlopige slotsom is dat nagenoeg al zijn werk uitkomt bij de culture war die de huidige politiek in het Westen bepaalt.

Buruma schreef in al die jaren ruim twintig boeken en een karrenvracht aan artikelen in de grootste kranten van Tokio tot New York. Hij werkte aan verschillende academies en mensenrechteninstituten. In 2008 ontving hij voor zijn werk de prestigieuze Erasmusprijs.

Zo rijk en divers als zijn inhoudelijke werk is, zo compact is het in zijn vorm. Non-fictie, altijd die kenmerkende koele stijl – redelijk, nooit een spoor van bombast, wel altijd die bescheiden bravoure. Met intellectuele rigueur, duizelingwekkende belezenheid, en steeds vormvast: Buruma zoekt het grote in het kleine.

Hij is de antropoloog die zich eerst deelgenoot maakt van de gemeenschappen waarover hij schrijft. Dat doet hij met zo’n diepgravende en compassievolle belangstelling voor De Ander, dat hij zich schaart in de traditie van Ryszard Kapuściński en Emmanuel Levinas. In hun humanistische werk zetten zij zich af tegen de onverschilligheid jegens vreemden. Sterker: de ontmoeting met De Ander is een wezenlijke ervaring. Niet om enkel morele redenen, maar omdat het ons zicht geeft op onszelf.

Ook Ian Buruma wisselt steeds van kijkrichting. Dat is precies wat hij deed in zijn belangrijkste werk. In de geest van Saïd gaf hij samen met Avishai Margalit een verklaring voor de vliegtuigen in de Twin Towers: Occidentalisme: het Westen in de ogen van zijn vijanden– ook bij herlezing net zo mindblowing als Saïds Oriëntalisme was. De schrijvers laten zien hoe de haat jegens het Westen zijn wortels heeft in het Westen zelf. De zuiverheid gezocht door islamisten, is een product van eigen Romantische bodem.

Wie Buruma wil definiëren, doet hem evenwel onrecht. Zelf is hij wars van elke typering omdat die een reductie in zich draagt; een fixatie. Omwille van de lenigheid van zijn blik is hij de man zonder etiket. Hij wordt gekenmerkt door zijn kwaliteiten: een knappe, dwarse denker; een harde werker met niet-aflatende nieuwsgierigheid. Hij zoekt graag de grenzen op. Letterlijk: van landen, cultuurgebieden. En figuurlijk: van wat wel en niet is geaccepteerd; van heikele onderwerpen.

Nog geen jaar was hij hoofdredacteur van de NYRB, toen hij een themanummer maakte over mannen die op sociale media voor seksueel wangedrag werden veroordeeld, ook al waren ze niet schuldig bevonden door een rechter. Buruma was – in zijn eigen woorden – ‘onzorgvuldig’ geweest, en in het mijnenveld van #metoo ontplofte dat in zijn eigen gezicht.

Maar ook dat typeert Ian Buruma. Liever wrijving dan geen glans. Liever een denker die de rand opzoekt dan iemand die altijd het veilige midden houdt. Het oeuvre van de man die we vandaag bekronen komt voort uit een fascinerende en moedige levenswandel, waarin Buruma altijd De Ander, juist ook de foute ander, heeft opgezocht om diens drijfveren te begrijpen. En dát kreeg hij, net als zijn fascinatie voor identiteit, mee in St Mary Woodlands: na de Tweede Wereldoorlog, toen duidelijk was dat de grote Joodse familie op het Europese continent was gedecimeerd, deden Bernard en Winnie iets opmerkelijks. Voor kerst 1946 nodigden ze twee Duitse soldaten uit om in hun huis Kerst te komen vieren.

Tot slot zou ik onze laureaat willen vragen: Blijf ons die spiegel voorhouden, juist nu. Een amalgaam van verlangen naar zuiverheid en naar grootsheid vindt steeds meer weerklank, en manifesteert zich ook aan het Binnenhof. Het is een verlangen dat ten koste gaat van De Ander. Waar hebben wij, of: heeft de elite, steken laten vallen? En kunnen wij leren van Japan, dat modernisering probeert te verenigen met traditie en eigenheid?

Je weet, beste Ian, dat jouw wapens – de rede en de pen – minder scherp snijden dan die van de rancune, maar laat ze krachtiger zijn, laat ze overwinnen door de onverwoestbaarheid van je loepzuivere, humanistische lens. Daartoe eren we je, en rusten we je uit met deze Gouden Ganzenveer.

*

25 april 2019