Grijs Limburg is juist tegen alles wat vergrijzing draaglijk maakt, NRC 26 feb 2011

Met mijn kinderen op de achterbank rijd ik door heuvels en velden, dan langs vijver, kerk en kasteel mijn geboortedorp Wijnandsrade binnen. Wanneer ik de straat van mijn ouders in draai, vraagt mijn zoon van zeven: „Wonen er in Limburg alleen maar oude mensen? Het lijkt wel een openluchtbejaardenhuis.”

Ik moet lachen. Niet alleen omdat een jongen van zeven een ‘openluchtbejaardenhuis’ bedenkt – zijn opa’s en oma’s wonen fit in hun eigen huis. Ook omdat hij goed blijkt te kijken. Trefzeker benoemt hij het probleem van Limburg: de vergrijzing – kleur van de krimp.

Ik ga na wie we zagen nadat we van de snelweg zijn afgeslagen. Een vrouw met een hond. Een man op de fiets. Twee voetgangers op de stoep. Allemaal grijs. In de drogist waar we haarspeldjes kochten waren we de enige klanten. De mevrouw achter de kassa was de vijftig gepasseerd. Op zaterdagmiddag om 2 uur hoefden we nergens te remmen voor een bal die de weg oprolde of een slingerende kleuter zonder zijwieltjes; op deze vrije dag zagen wij nergens een kind op straat. Later rennen er door het speeltuintje drie kinderen, de mijne.

We rijden dan ook door de snelst krimpende regio van Nederland: Parkstad in Zuid-Limburg. Over vijftien jaar is bijna een op de drie Limburgers met pensioen. Nu is dat een op de vijf. Jongeren trekken hier weg.

Voor die krimp komt steeds meer aandacht. Economen, planologen, stedebouwkundigen en architecten vormen een nieuw leger van krimpexperts dat zich zet aan prangende vragen over wonen en werken. Maar waar je niemand over hoort, is dat krimp leidt tot  een politieke deadlock. De vergrijzende massa stemt tegen verandering. Dat versterkt de negatieve dynamiek van vandaag en zou een aanzienlijke daling van ons levenspeil onvermijdelijk kunnen maken.

Limburg voelde zich sinds de mijnsluiting achtergesteld, maar de provincie kan over aandacht niet meer klagen. Geert Wilders noemde Limburg het hartland van Nederland. In  demografisch opzicht lopen de voormalige mijnstreken jaren voor. Hier gaan meer mensen weg dan erbij komen. Wie jong is en wat wil of kan, maakt zich in Limburg uit de voeten. Hoogopgeleide Limburgers zat, alleen werken die in de Randstad en verder. Zelf was ik zestien toen Amsterdam als bestemming op mijn radar kwam.

De krimp die zich in Limburg aandient, wacht straks niet alleen grote delen van Nederland. Europa als geheel krijgt te maken met een teruglopende bevolking. In 2025 is 35 procent van de Europeanen gepensioneerd. Volgens dit onderzoek van McKinsey is zonder immigratie in 2050 bijna de helft van de Europese bevolking (47 procent) met pensioen.

Bloedend hart van krimpend Limburg is Heilust, een oud-mijnwerkersbuurt in Kerkrade. Alsof er een bombardement is geweest, zo staat Heilust erbij. Naast de kerk ligt een groot veld braak. Hier stonden de scholen waarvoor niet genoeg kinderen meer  waren. Nu is het gras. Groen, dat wel, maar niet helemaal zoals de in 2008 overleden PvdA-coryfee Thijs Wöltgens bedoelde toen hij de naam ‘Parkstad’ bedacht.

De fanfare St. Barbara is gefuseerd met een harmonie uit een naburige wijk. Voetbalvereniging Heilust, topclub in de jaren zestig, ging op in een andere vereniging. De scouting is opgeheven, het gemengd kerkelijk zangkoor verliest leden en de bakker, slager en kruidenier zijn vervangen door Tam Tam, een mix van kruidenier en Kruidvat speciaal voor armen. De Gladiolenstraat  kreeg zijn ramen dichtgetimmerd.

Topscores haalt Heilust in tienerzwangerschappen, wietplantages en drugskoeriers. In onderzoeken van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) naar sociale samenhang in Nederland, scoort Kerkrade slecht.

Een krimpende bevolking kiest conservatief. Haar blikveld is niet zo groot. En wat buiten de kleine kring gebeurt, wordt snel als een bedreiging ervaren. In het stemhokje wordt beslist hoe we de gevolgen van krimp gaan opvangen. Met een stem voor behoud van wat er nog is van het vroeger waarnaar wordt terugverlangd, gaat de toekomst verloren.

De Limburgers bewezen al eerder tegen hun eigenbelang te stemmen. In de regio waar Aken en Brussel fysiek, cultureel en economisch dichterbij zijn dan Den Haag en Amsterdam, stemde in 2005 een ruime meerderheid tegen Europa.

De peilingen voor de Provinciale Staten in Limburg geven voor 2 maart weinig hoop op een manifestatie van verlicht eigenbelang – eerst culturele revitalisering  van de regio, waarna met economische innovatie in een gebied waar het mooi wonen is, jonge mensen misschien naar Limburg willen komen. Nu is dat precies het beleid waar de energieke, jonge burgemeesters van Heerlen en Kerkrade, Paul Depla en Jos Som, voor staan. Maar hoeveel slagkracht hebben zij als de bevolking naar de andere kant overhelt? Voor culturele revitalisering zijn forse subsidies nodig. Die zijn door Geert Wilders uitgeroepen tot moeder aller kwaad.  Om de zorg te kunnen betalen moeten ouderen langer werken. Weer: Geert zegt ‘nee’.

In de eerste peiling die bureau RMI uitvoerde voor Dagblad de Limburger/Limburgs Dagblad van 24 januari, ging de PVV in de Provinciale Staten van 0 naar 13 zetels. Dat is 28 procent van de stemmen, vertaald naar parlementsverkiezingen: 41 zetels in de Tweede Kamer. In de tweede peiling die Dagblad de Limburger/Limburgs Dagblad vandaag publiceren, krijgt de PVV 9 zetels. Dat is weliswaar minder dan een maand geleden, het maakt de nieuwkomer nog steeds de grootste partij van Limburg. Andere winnaar in de peiling van vandaag is 50Plus met 5 zetels.

Het CDA verloor op 24 januari zoveel als de PVV won – de christen-democraten gingen toen van 18 naar 5 zetels. In de peiling van vandaag verliest het CDA 10 zetels en komt uit op 8 – een historisch dieptepunt. Verder verliest de PvdA in de peiling van vandaag 1 zetel ten opzichte van het huidige aantal (van 8 naar 7), de VVD verliest er 2 ( van 7 naar 5).

Deze prognoses versterken het beeld dat de PVV en CDA in swing state Limburg neerzetten.

Zie de zelfverzekerde Laurence Stassen (39) die op straat de duimen omhoog krijgt. Ze is PVV-Europarlementariër en als voormalig tv-presentator van TV Limburg een vertrouwd gezicht.  Daar tegenover staat een van natuurlijk gezag verstoken CDA’er, Martijn van Helvert, die met zijn 32 jaar de verjonging van het CDA moet belichamen. Hij heeft een busje vol vlaaien die hij uitdeelt aan ‘hardwerkende Limburgers’.

Waarmee de vernieuwing zichzelf meteen verloochent. In mijn jeugd trokken bij lokale verkiezingen de politici langs de deur. De lijsttrekker van de Lijst Roebroek, een kippenboer, ruilde aan de voordeur een stem voor een palet eieren. Zijn CDA-rivaal was directeur van de veiling en deelde zakken met appelen uit. In Wijnandsrade werd dan gestemd ‘voor een appel en een ei’.

Een goeie grap, maar tegelijkertijd droevig waar. Hier toont zich een belangrijk kenmerk van Limburgse politiek: personalisme met trekken van patronagepolitiek: een meer zuidelijke manier van politiek bedrijven waarbij de macht wordt verworven en behouden door het verlenen van gunsten. Dat die spelregels onverminderd gelden, laat ook Camiel Eurlings zien. Als minister van Verkeer en Waterstaat was hij aardig voor KLM. Nu is KLM aardig voor Camiel Eurlings.

Zonder kennis en intuïtie over wat een regio, stad of straat beweegt, mislukt elke poging om krimp te pareren. Niet alleen omdat de oplossingen op maat gesneden moeten zijn. Een anti-stem is vaak gemotiveerd doordat de sociale gevolgen van krimp zijn verwaarloosd – net zoals de (psycho)sociale gevolgen van het proces van globalisering onvoldoende worden erkend.

Neem  Sanderbout, een oud-mijnwerkersbuurt in Sittard. In deze verpauperde wijk vergaten beleidsmakers en planologen het belangrijkste op waarde te schatten: de saamhorigheid. De mijn ging 35 jaar geleden dicht. Maar van de onder mijnwerkers spreekwoordelijke kameraadschap is nog heel wat over. Waar die saamhorigheid niet vanzelf groeide – bij het gevaarlijke werk onder de grond, werd die erin geramd.

Jack Reubsaet kan daar mooi over vertellen. We treffen hem als hij de verlepte supermarkt uit komt en een zuurtje in zijn mond stopt. Van hier wandelt hij terug naar de buurt waar hij sinds zijn trouwen woont, aan de overkant van de Rijksweg. Zeker drie keer per week loopt hij een rondje door Sanderbout, de kolonie, zoals ze deze buurt in Sittard noemen. Zijn vrouw komt van buiten en wil er niet wonen. Hij kan niet zonder.

Reubsaet is een voetballer. Als scout van Fortuna Sittard ontdekte hij Mark van Bommel. Vroeger was hijzelf  het talent waar clubs op jaagden. Reubsaet was 16 toen een afvaardiging uit een naburig dorp kwam praten. De jonge voetballer kreeg duizend gulden per seizoen geboden, in 1963 een fortuin voor een jongen van 16.

De scout zocht meneer Reubsaet op. Vader Sjaak bestierde het café waar Sanderbout bovengronds om draaide. Nu werd hem gevraagd of zijn jongen in Beek mocht komen voetballen. Twee meter man rees omhoog: „Dan zult u een kosthuis voor hem moeten vinden, meneer. Dat die jongen zo groot en sterk is en goed kan voetballen, komt doordat hij veel boterhammen heeft gegeten. Die boterhammen zijn betaald door de mensen van Sanderbout. Of u neemt hem mee, of ik breek al zijn botten. Dan raakt-ie nooit meer een bal aan.”

De Sanderbouters kunnen goed vechten en de deal ging niet door.

Verleden jaar presenteerde de gemeente haar plan voor Sanderbout. Er was besloten dat deze probleemwijk zijn tijd had gehad. Het was tijd voor frisse nieuwbouw. De oude meuk moest plat.

Maar de liefde voor Sanderbout heeft met die stenen niet zo veel te maken. Die geldt dat wat zich ertussen afspeelt. In VPRO-Tegenlicht (Krimpen aan de Maas) vertelden bewoners hoe blij ze waren met hun huis. Van de ongemakken die de gemeente op papier had gezet, hadden zij weinig last. Wat telt is dat hier in de zomer alle deuren open staan en stoelen op de stoep. Als het vriest loopt iedereen naar de winkel voor iets lekkers en een praatje. In een steeds schralere omgeving, koesteren de Sanderbouters de warmte van de straat.

Pas nadat een paar blokken waren gesloopt, zijn de bewoners van Sanderbout opgestaan. Uiteindelijk hebben ze voor hun wijk gevochten. Eerst hebben ze renovatie van hun eigen huizen afgedwongen. Daarna op 9 juni vorig jaar  met 46 procent op Geert Wilders gestemd.

Ook hier geldt: wat in Sanderbout gebeurt, herhaalt zich op andere plekken: aan de randen van het land krimpt de bevolking en is, Groningen uitgezonderd, Geert Wilders populair.

Een gemene deler voor al die gebieden is dat er bovengemiddeld veel verliezers van de globalisering wonen. Weg gaan de meest getalenteerden, de ambitieuzen; de aan de geglobaliseerde tijd best aangepasten vertrekken. Dat geeft een inversie van wat Darwin beschreef. Het klinkt denigrerend en zo is het niet bedoeld, maar in grote  lijnen is de populatie onderhevig aan negatieve selectie.

De blijvers zijn die met in de global economy minste kansen. Die zijn gemakkelijk gekant tegen wat vreemd is; in hun oude leven is al genoeg veranderd – en meestal niet ten goede.

Voor de Limburgers speelt nog iets anders. Hier zijn burgers later dan in de Randstad begonnen aan hun emancipatie. PvdA-Kamerlid Frans Timmermans noemt dat ‘de dubbele ontvoogding’: van de katholieke kerk en van de staat.

Beide autoriteiten werkten ten tijde van de staatsmijnen (1902-1974) intiem samen om het leven van de Limburgers te beheersen. In ruil voor onderdanigheid kregen Limburgse arbeiders alles op een presenteerblaadje aangereikt – een wurgzorg die Limburg decennia later nog opbreekt. De provincie kenmerkt zich door een weinig kritische geest en onvoldoende zelfredzaamheid. Het CDA (in Limburg eerst KVP) heeft lang na de sluiting van de mijnen zijn machtspolitiek voortgezet. En daar willen de Limburgers van af.

Ze willen niet dat iemand ze nog wat komt vertellen. Tegelijkertijd zijn ze niet gewend zelfstandig te denken en voelen ze zich onzeker in een snel veranderende tijd. Dus hunkeren ze naar iemand die het ze vertelt.

Aan precies die tegenstrijdige behoefte voldoet Geert Wilders. Hij spuwt zijn gal  over ‘de hoge heren in Den Haag’. Hij durft ze wel te zeggen wat veel Limburgers denken. Wilders is één van hen: „De PVV laat Limburg niet links liggen.” „De Limburgers voelen zich niet meer serieus genomen door partijen die al jaren op het pluche zitten en niet in staat bleken om oplossingen te bieden. Die terecht het vertrouwen van de Limburgers verloren hebben.” En: „Ons programma heeft ruime aandacht voor specifiek Limburgse problemen: de massa-immigratie, onveiligheid, kennismigratie, vergrijzing, ontoereikende zorg, drugsrunners, buitenlands coffeeshoptoerisme en hangjongeren.” Zijn retoriek valt als een maatpak: „Met de Partij voor de Vrijheid geen halal, maar zuurvlees! Geen moskee, maar carnaval! Geen preken van haatimams, maar buutreedners!”

Het niet erkennen van de sociale en psychologische realiteit van krimpregio’s, brengt mensen ertoe met de voeten te stemmen óf tegen te stemmen. Die twee gaan vaak samen. Bij de parlementsverkiezingen van 2010 was de opkomst het laagst in Kerkrade. De PVV scoorde er 36,2 procent.

In de grijze periferie stemt het volk tegen verhoging van de AOW-leeftijd, tegen flexibilisering van de arbeidsmarkt, tegen subsidies op cultuur, tegen Europa, tegen buitenlanders – al zijn die er in Limburg niet veel. Daarmee stemt het volk van Limburg voor een beleid waarmee fatsoenlijke zorg voor steeds meer ouderen onwaarschijnlijk is. Wat uiteindelijk rest is een zichzelf vermeerderend vat vol rancune. Daar valt straks niks meer te beleven.

Na een halve krokusvakantie in Limburg zegt mijn zoon: „Kunnen we weer naar huis? Ik wil voetballen met mijn vrienden.”

**

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *