Vrije markt bestaat uit 23 sprookjes, Volkskrant, 27 november 2010

Pieter Hilhorst & Marcia Luyten

De vrije markt werkt niet zoals aanhangers beweren. De Zuid-Koreaanse econoom Ha-Joon Chang ontmaskert de mythen.

De meeste mensen lezen, als ze medicijnen moeten innemen, de bijsluiter niet. Pas als ze ergens last van krijgen, kijken ze naar de bijsluiter. De Zuid-Koreaanse econoom Ha-Joon Chang (1963) heeft een bijsluiter geschreven voor het kapitalisme: 23 dingen die ze je niet hebben verteld over het kapitalisme. Hij stelt dat we inmiddels zoveel last hebben van de bijwerkingen dat we er goed aan doen de bijsluiter uitgebreid te bestuderen.

In die bijsluiter staat dat veel van wat de aanhangers van de vrije markt ons doen geloven, niet waar is. Zo zijn alle verwijten over toenemende ongelijkheid weggewuifd omdat de vrije markt tot meer economische groei zou leiden, waardoor ook armen erop vooruit zouden gaan.

Daar klopt niets van, volgens Chang. De vrije markt belemmert juist de economische groei. Sinds er in de jaren tachtig en negentig een beleid wordt gevoerd om de markt de vrije hand te geven, is de economische groei vertraagd. En de groei die er was, hebben de rijken zich toegeëigend. In de Verenigde Staten hebben tussen 1989 en 2006 de 10 procent rijkste Amerikanen 91 procent van de economische groei gekregen.

Het idee dat de armen van de vrije markt profiteren, is niet de enige mythe die Chang ontmaskert. Zo gelooft hij ook niet dat we leven in een postindustriële samenleving. Dat er steeds meer mensen in de dienstensector werken, komt niet doordat tegenwoordig alles in China wordt gemaakt, maar doordat de productiviteit in de industrie veel sneller is gegroeid dan in de dienstensector. Voor dezelfde hoeveelheid producten zijn steeds minder mensen nodig.

Het is dan ook een blunder van formaat te denken dat de economische groei uit de financiële of de dienstensector kan komen. De kracht van Zweden en Finland is bijvoorbeeld dat het landen zijn met de hoogste industriële productie per hoofd van de bevolking.

Ook het economische belang van academisch onderwijs wordt door Chang onderuit gehaald. Er is geen directe samenhang tussen het aantal mensen dat naar de universiteit gaat en economische groei. Kijk naar de Zwitserse paradox. Zwitserland is een van de rijkste landen ter wereld, maar het percentage leerlingen dat naar de universiteit gaat, is er in vergelijking met andere ontwikkelde landen extreem laag.

In zijn boek weet Chang 23 mythes te ontmaskeren. Zo is de wasmachine volgens hem voor de economie een belangrijkere uitvinding dan het internet, want door de wasmachine zijn veel meer vrouwen gaan werken en internet heeft nog niet zo’n structurele verandering veroorzaakt.

Het cruciale probleem van een vrije markt is volgens Chang de kortetermijnoriëntatie. ‘De oorzaak hiervan is de onbelemmerde bewegingsvrijheid van kapitaal. Het kapitaal zwerft de wereld rond op zoek naar het maximale rendement. Daardoor worden bedrijven gedwongen hun kortetermijnwinsten te maximaliseren. De makkelijkste manier om dat te bereiken, is om niet te investeren, maar zoveel mogelijk kosten te besparen door werknemers te ontslaan. Maar wie niet investeert, gaat op lange termijn ten onder. De aandeelhouders maakt dat niet uit, want zij stoppen hun geld voor die tijd weer in een ander bedrijf.’

Deze kortetermijnoriëntatie wordt nog versterkt doordat bedrijven streven naar maximale aandeelhouderswaarde. Een afschrikwekkend voorbeeld is General Motors. Deze Amerikaanse autogigant heeft in de jaren voor zijn faillissement 20 miljard dollar besteed aan het opkopen van de eigen aandelen. Dat drijft de koers op, maar verzwakt het bedrijf, want dat geld kan beter besteed worden aan de ontwikkeling van auto’s.

Voor Chang is het reguleren van de financiële markten niet alleen essentieel om een financiële crisis te voorkomen, maar ook om de economische groei op lange termijn veilig te stellen. Hij wil dat nieuwe financiële producten net zo worden behandeld als medicijnen. ‘Je moet van banken die zulke producten uitvinden eisen dat ze bewijzen dat hun producten veilig zijn en geen schadelijke bijwerkingen hebben. Precies zoals we doen met medicijnen.’

Of het nu gaat om de misère in Afrika, de baanonzekerheid in Europa of de financiële crisis, steeds wijst Chang met een beschuldigende vinger naar de ideologen van de vrije markt. Als hun theorieën niet kloppen, hoe komt het dan toch dat zoveel mensen blijven geloven dat een vrijemarktpolitiek goed is voor de economie? ‘Dat komt doordat die ideeën mensen met geld en macht goed uitkomen.’ Is het zo simpel? Worden we massaal bedot? ‘Dat is de kracht van de ideologie. Mensen zijn gaan geloven dat we vroeger leefden in een wereld met hoge inflatie, lage groei en luie werknemers. Maar ze zien niet dat we nu zijn beland in een wereld waar de inflatie weliswaar laag is, maar de economische groei is verschrompeld, het aantal financiële crises is toegenomen en de sociaal-economische onzekerheid ongekend groot is.’

**

Ha-Joon Chang: 23 dingen die ze je niet vertellen over het kapitalisme De Nieuw Amsterdam (2010)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *