# 82 Vertrouwt de burger politici die elkaar wantrouwen?

Vertrouwt de burger politici die elkaar wantrouwen?

Het ging om vertrouwen, zei premier Balkenende bij het opbreken van zijn kabinet, en dat was een waar woord. (Zijn antwoord op de vraag of minister Verhagen met zijn portefeuille zwaaide toen hij zijn zin niet kreeg: ‘nee’, is moeilijker te geloven. De close-up van Balkenende in Buitenhof zei al genoeg en oud-minister Plasterk liet na die uitzending weten dat Verhagen dat wel degelijk geeft gedaan.) Nu personen in de politiek belangrijker zijn dan programma’s, domineert gevoel over inhoud. Allesbepalend is ‘vertrouwen’.

Balkenende IV struikelde over ego’s. Over onwrikbaarheid na onduidelijkheid (Bos), Wille zur macht (Verhagen) en de desperate klungeligheid van een regeringsleider die het niet in zijn dna heeft een alpha-mannetje te zijn. De eerste twee wilden van geen wijken. De premier restte niks anders dan met zijn stempelkaart voor gevallen kabinetten Balkenende naar de Majesteit te gaan.

Terwijl ingrijpende maatregelen nodig zijn, leggen ze het land voor lange tijd lam. Op ‘de lange val’ volgt een lange campagne. De peiling die Maurice de Hond 2 dagen later hield, voorspelt een nog langere formatie en een onwerkbare coalitie. Grote middenpartijen worden als grootmacht gemarginaliseerd. De marge komt naar het midden. Het is de onmogelijkheid om effectieve meerderheden te formeren, die de Canadese filosoof Charles Taylor omschreef als ‘stroomstoring op het midden van de rivier’.
In De Honds peiling is er fors verlies voor CDA: 26 (nu 41), PvdA: 19 (33) en SP: 11 (25), dikke winst voor PVV: 24 (9) en D66: 20 (3) en aanzienlijke winst voor GroenLinks: 13 (7), VVD blijft ongeveer gelijk: 23 (nu 22 ), net als de Christenunie: 7 (6). De horizontale lijnen die de zetelaantallen van de verschillende partijen weergeven, kronkelen naar elkaar toe.

Dat wordt een Regenboogcoalitie (allerhande kleuren bijeen) of een minderheidskabinet. Allebei beloven weinig meer stabiliteit – en dus effectiviteit dan de kabinetten Balkenende. En dan zijn we terug bij het sentiment dat in de politiek een centrale rol is gaan spelen: vertrouwen. Want een instabiele regering die weinig voor elkaar krijgt, verspeelt het vertrouwen van de kiezer.

Maar eigenlijk is dat een vorm van vertrouwen die afgelopen 15 jaar op de achtergrond raakte: de beloning voor bewezen betrouwbaarheid. Het is het soort vertrouwen dat werd genoten door Willem Drees of Ruud Lubbers: staatsmannen die hun partij personifieerden en die gewaardeerd werden om wat ze voor elkaar kregen.

Eenzelfde soort vertrouwen valt nu Femke Halsema ten deel. In de acht jaar dat ze GroenLinks leidt (van de twaalf jaar dat ze in de Tweede Kamer zit) is ze betrouwbaar gebleken; een politicus die langs consistente inhoudelijke lijn altijd kwaliteit levert. Als debater superieur, kan ze ontspannen incasseren en complimenten maken. Haar wordt nu gevraagd zich kandidaat te stellen voor het premierschap.
De meeste politici moeten het doen zonder dit fundament.

Tegelijkertijd is vertrouwen als sentiment veel belangrijker geworden toen de kiezer ging zweven; toen zuilen verbrokkelden en ideologieën verdampten. De burger stemt niet op een partij vanwege zijn programma. Hij kiest de politicus aan wie hij zijn vertrouwen kan schenken.

Daardoor is het vertrouwen van aard veranderd. Het is instrumenteel geworden. Het is niet langer een positief neveneffect van iets anders, van bewezen betrouwbaarheid – net zoals geluk een ‘toegiftverschijnsel’ is. Vertrouwen wordt nagejaagd om zichzelf. De ontzuilde, post-ideologische politiek draait niet om programma’s maar om personen. Daarin is vertrouwen de sleutel naar meer stemmen. (In de aandeleneconomie gebeurde precies hetzelfde: vertrouwen in de CEO werd nodig voor een hogere aandelenkoers.)

Jan Peter Balkenende had in 2006, na drie kabinetten in vier jaar, weinig gepresteerd. Erg visionair was hij ook niet. Hij versloeg Wouter Bos omdat hij het vertrouwen wist te winnen. Met ‘U liegt en u draait’ werd Bos als onbetrouwbaar weggezet. Dit instrumentele vertrouwen draagt een gevaar in zich. Het mist fundering, is ijl als lucht. Dat licht opgeroepen vertrouwen is snel beschaamd.

De tweede verandering van vertrouwen hangt hiermee samen. Dit aan een persoon opgehangen vertrouwen lijkt op ‘geloven’. De econoom Liesbeth Noordegraaf legde dat in de Volkskrant mooi uit: “Wie gelooft kent geen twijfel. Houdt geen rekening met de optie dat het ook wel eens mis kan gaan.”

Kijk met die blik naar Barack Obama. Het massale vertrouwen dat in hem werd gesteld miste het besef dat de werkelijkheid weerbarstig is. Obama sprak als een preacher en werd als door God gezonden geloofd. Een jaar na zijn inzwering blijkt de weg naar hervorming steil en hobbelig, met overal Republikeinen die uit zijn op obstructie. Het vertrouwen in Obama slinkt snel.

In Nederland is de campagne intussen begonnen. Wantrouwen jegens ‘het Haagse’ werd afgelopen week weer groter. Het landsbestuur stond immers niet ten dienste van het publieke belang; het landsbestuur was een speelbal in de machtsstrijd tussen ego’s – en dat is wat burgers in onderzoeken als van Motivaction aangeven als een reden voor wantrouwen: politici zouden te veel met zichzelf en hun eigenbelang bezig zijn. In De Lange Val is over Uruzgan niet gesproken. Of Nederland echt kan bijdragen aan stabiliteit in Afghanistan, was niet aan de orde. De val van Balkenende IV werd een onbegrijpelijke detective rond de vraag: wie wist wat wanneer.

Diezelfde ego’s dingen nu naar de hand van de kiezer. Maar waar politici en bestuurders elkaar hartgrondig wantrouwen, kun je moeilijk nog van burgers vertrouwen vragen.

**
Meer over vertrouwen, wantrouwen en politieke cultuur in Ziende blind in de sauna: Hoe onze politiek, economie en cultuur ‘Afrikaanse’ trekken krijgen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *