#1 Anders in Afrika

We waren al eerder in Kampala, maar alles is anders. De president werd een keizer. En aan mijn hand loopt een mannetje van drie.

Dat de kogels me om de oren vliegen, is overdreven, maar in het dal knallen wat AK47’s. Normaalgesproken krijgt een dief maar één kogel, maar deze overvallers schieten terug – volgens Augustin de nachtwacht die het geratel ontcijfert alsof hij de boodschap van een drum moet verstaan.

Was het niet al lang donker geweest, hadden we aan rellen gedacht. Een beetje wisselvallig is het hier, nadat de politie tien dagen terug het Hooggerechtshof bezette om vrijgesproken oppositieleden opnieuw te arresteren. Daarna vochten in het centrum van Kampala oppositie en politie. Alle Ugandese rechters en advocaten gingen in staking. Ook de studenten van de Makerere-universiteit protesteerden tegen de inbreuk op de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, waarbij de politie met traangas spoot. Dat deed ze niet erg precies. Bussen met burgers werden vergast, waarbij een kind omkwam. Tien jaar geleden was Uganda het lichtpunt beneden de Sahara. Het zou de rest van Afrika voorgaan in decent bestuur en ontwikkeling. Nu zijn we aangekomen in een land waar de keizer aan zijn eindspel is begonnen.

In Kampala waren we al eerder geweest. Vijf jaar geleden reden we met de auto van Kigali naar Kampala en dan hadden we het gevoel dat we aankwamen in een echte stad. Downtown Kampala had een paar wolkenkrabbers, een gloednieuwe bioscoop, een supermarkt en een nachtleven. Hier was het leven licht. Eerst gingen we op een vlotje wildwaterpeddelen op de Nijl. Dan een paar dagen verhalen maken. En voor we terugreden naar drukkend Kigali hamsterden we dozen waspoeder, pakken koffie en zakken melk.

Nu is het anders. Als ik door de stad loop, is dat aan de hand van een mannetje van drie. Die ziet wat ik niet zie. Kinderen die op blote voeten door de modder mogen rennen. Een kuikentje dat geweldig hinken kan op zijn ene poot. Mannen die wapens dragen. (Om boeven weg te jagen? Waar zijn die boeven dan?) Voor het gele, houten hokje waarin een man telefoonkaarten verkoopt, zat een bewaker met op zijn schoot een kalashnikov. Het was Abels derde dag in Afrika en hij sprak geen woord Engels. Hij liep naar de man in het blauwe pak om het wapen te bewonderen. Abel knikte goedkeurend. “Mooi geweer heb je.”

Wat hetzelfde blijft, is dat we ons nestelen in een omgeving die ondoorgrondelijk anders is. De mzungu (de witte) leeft in een andere wereld dan de zwarte, zelfs al zitten ze in dezelfde ruimte. In de miniatuurtjes van alledag lopen mijn hulp en ik al tegen de verschillen aan.

Gisteren werden twee louvre-raampjes in de woonkamer vervangen. Toen het oude armatuur eruit werd gehaald, viel in de vensterbank een lading eitjes zo groot als kleine knikkertjes. Jeroen en ik bekeken het stilleven van geopende eierschalen en een handvol nog dichte, en we bedachten hoe we ze voorzichtig in een klein bakje gingen doen. Dan konden we met Abel kijken hoe de kleine hagedisjes zich een weg naar buiten zouden bonken.

Om tien uur de volgende morgen gingen we op zoek naar een goede glazen kom, maar de vensterbank glom van moord. Van de eieren geen spoor. Christine berichtte, voldaan van gedane arbeid, dat ze ze allemaal had stukgeslagen en weggegooid.

Een week eerder hadden we een misverstand dat begon met een taalprobleem. Christine zei voorzichtig dat ze blij zou zijn met een ‘yellowphone’.

“Sorry, wat zou je willen?”

“Een yellowphone.”

“Het spijt me, ik begrijp het echt niet. Een wat?”

Christine, aarzelend nu: ‘”een yellow phone”.

Nooit van gehoord. Het moest iets zijn van een soort van telefoonabonnement dat werkgevers kopen voor hun personeel zodat ze vanuit de winkel kunnen bellen dat de gewenste krabbepoten er nog niet zijn. Ergens ook wel logisch want anders kost het haar tikken. Ik herhaalde het nog maar eens voor alle duidelijkheid:

“Een Yel-low Phone?”

Nee, zei de hulp, en toen zo langzaam en duidelijk dat ik het wel verstaan moest: ‘U-NI-FORM’.

Het onbegrip groeide want een uniform bracht mij in grotere verwarring dan de veronderstelde gele telefoon om mij altijd op mijn kosten te kunnen bellen. Ik herhaalde nu: een U-NI-FORM??

Mijn hersens ratelden, een op hol geslagen computer zet zaken op een rij: ze vraagt een uniform omdat witten met koloniale verlangens dat graag zien terwijl ze dat zelf vervelend want vernederend vindt wil ze mij toch een plezier doen met een pakje aan en dat is heel lief maar in godesnaam ik vind dit al een lastige luxe en dan asjeblieft niet ook nog een hulp met een hotelschort aan en badmuts of een kanten randje op het hoofd…

Dus ik zei: “Nee hoor, Christine, dat hoeft écht niet! Van mij hoef je geen uniform aan.”

Nu keek de hulp ongelukkig.

Daar viel een kwartje. Wil ze dan zelf graag een uniform?!

Precies. Dat was het. Even doorvragen en ik begon het te snappen. Ze wilde dolgraag een uniform. Dat geeft haar werk cashet. Het wordt betaald door de baas en dan slijten haar eigen kleren niet. En bovendien kan ze het op haar werk wassen en strijken in plaats van dat ze het ’s avonds thuis in een teil moet staan schrobben.

We zijn eruit. Het compromis: een uniform dat niet lijkt op een uniform.

Christine knikt met beleefd begrip. Goed raar zijn ze, die witten.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *