Wie is er bang voor cultuur? De Volkskrant, 4 dec 2004

Praten over cultuurverschillen werd tot voor kort als een nieuwe vorm van racisme gezien. Maar we kunnen de Nederlandse jihadi’s niet begrijpen zonder studie van de culturele verschillen tussen Nederland en Marokko. Hoe macho’s ontworteld raken in de polder.

Met een rituele moord als wake-up call zijn we een nieuwe werkelijkheid binnengevoerd: een waarin geloof ongeloof bestrijdt. Ook Nederland wist dat ‘NY 9/11’ de coördinaten waren van een onomkeerbare verandering, maar toch keken we de verkeerde kant op. Onze blik, oostwaarts gericht, miste hoe zich uit eigen schoot een vijand ontwikkelde die het heeft gemunt op wat Nederland wil zijn: een open samenleving.

Volgens de Franse islamkenner Olivier Roy hangen Nederlandse extremisten met Marokkaanse ouders een universele, radicale islam aan, die eerder niet bestond. ‘Het heeft niets te maken met hun Marokkaanse cultuur’, aldus Roy in Nova. Niettemin dwingt zijn analyse juist tot begrip van cultuur, als hij zegt: ‘Deze jongens bevinden zich in een proces van déculturation. Ze voelen zich bij geen enkele cultuur thuis. Daar komt het geweld uit voort.’ Omdat Nederlandse moslimextremisten niet passen in de culturele ordening zoals wij die kennen, zien deskundigen af van een cultuuranalyse. Dat is gek. Alsof onze jihadi’s niet zijn gevormd in een cultuur die ze blijkbaar gevoelig maakte voor gewelddadig radicalisme. En het is verontrustend. Alsof we het ons kunnen permitteren onze zelfbenoemde vijanden slecht te kennen.

Niemand is zonder cultuur. Ook niet degene wiens oude culturele identiteit niet meer past (inderdaad, als een overjas), wiens nieuwe culturele profiel zich onttrekt aan traditionele identiteiten. De in Marokko geboren schrijver Hafid Bouazza heeft geen moeite met culturele verklaringen. Van cultuurverschillen naar extremisme trekt hij een rechte lijn. Het islamitisch extremisme noemt hij ‘een agressief masculiene beweging’. Dat jonge Marokkanen zijn aangetrokken tot de jihad, komt volgens Bouazza allereerst door het Marokkaanse ‘machismo’, overigens net als andere moeilijkheden met Marokkaanse jongens. Of het gaat om het terroriseren van buurtbewoners, het aanranden van meisjes in het zwembad of diplomaloos schoolverlaten, de schrijver voert problematisch gedrag terug op de Marokkaanse islamitische cultuur. Heel precies gesteld: op de ongelijkwaardigheid tussen man en vrouw. Willen wij begrijpen waarom, de moslimman bang is zijn mannelijkheid kwijt te raken, of waarom hij gevoelig is voor de verleiding van religieuze zuiverheid, dan moeten we zijn culturele bagage kennen.

En daar breekt ons onze eigen erfenis op. In het intellectuele en politieke debat waren cultuurverschillen lange tijd verboden terrein. Vooral linkse denkers hadden er moeite mee. De nadruk op cultuurverschillen zou een individu opsluiten in een collectief en hem zijn emancipatoire mogelijkheden ontnemen. Een individu wordt voorzien van een sticker op zijn voorhoofd die hem reduceert tot een aantal onveranderlijke eigenschappen. Dat laatste, zegt hoogleraar internationaal management Geert Hofstede, werd gezien als determinisme. ‘De Nederlanders hebben net afgerekend met de calvinistische voorbestemming. Ze willen daarom geen culturele voorbestemming.’

Tot op de dag van vandaag zijn er mensen die cultuurverschillen als verklaring afwijzen. Door te wijzen op culturele kenmerken wordt van immigranten een afgebakende en eenvormige groep gemaakt, zegt publiciste Anne-Ruth Wertheim. Cultuur is veranderlijk, en niet statisch zoals vaak wordt gesuggereerd in de manier waarop over cultuur wordt gesproken. Iemands identiteit bestaat bovendien uit verschillende lagen: een seksuele voorkeur, een talent, een beroep, een familie, misschien een kleurtje. ‘Zo moet een mens worden benaderd’, bepleit Wertheim. ‘Niet door hem te definiëren op grond van zijn culturele achtergrond. Doe je dat wel, dan wordt iemand ”de Ander”, afwijkend en bedreigend.’ En dit is ‘het nieuwe racisme’.

Hendrik Jan Schoo gaf Wertheim gelijk (Forum, 20 november) met haar stelling dat Nederlanders cultuur benaderen als iets dat eenvormig en onveranderlijk is. ‘Nederlanders zijn geneigd anderen ”essentialistisch” op te vatten. Alleen wordt die essentie niet gezocht in ras (”natuur”), maar in cultuur… Cultuur is voor Nederlanders doorgaans net zo onaantastbaar als ras voor racisten.’
Cultuur, stelt Schoo, werd gaandeweg natuur. Dat maakte van cultuur een beladen variabele. Door over cultuurverschillen te zwijgen was het ongemak bezworen, maar een gevaar veronachtzaamd: namelijk dat het grote, braakliggende speelveld zou worden ingenomen door mensen die minder moeite hebben met de gevoeligheden die nu eenmaal horen bij het onderwerp.

Aldus geschiedde. ‘De islam is een achterlijke cultuur’, zei Pim Fortuyn (Reflex, 9 februari 2002). De gesmoorde discussie over cultuurverschillen kwam in zijn tegendeel te verkeren. Niets bleef er nog ongezegd. Dat komt er meestal op neer dat de islam als cultureel systeem van alles de schuld krijgt. We betalen een hoge prijs voor het feit dat we ons nooit hebben kunnen oefenen in een gesprek over cultuurverschillen. De discussie zoals die wordt gevoerd in dag- en weekbladen, door bijvoorbeeld Geert Wilders en Ayaan Hirsi Ali, is voor moslims stigmatiserend. Op een absolutistische manier reduceert Hirsi Ali het culturele profiel van een moslim tot het woord van de profeet. In Submission veronderstelt ze dat iemands handelen lijnrecht terugvoert op een heilige tekst. Daarmee ontzegt ze een moslim zijn eigen morele afweging. In toon en boodschap getuigt Hirsi Ali van weinig meer verlichte twijfel dan een streng-gelovige. Het gevolg is dat diegenen voor wie ze het opneemt, geslagen moslimvrouwen, zich gedwongen voelen hun man en hun profeet te verdedigen.

Steeds opnieuw klinkt dat de westerse cultuur als uitkomst van de Verlichting superieur is aan de ‘islamitische cultuur’. Grote kans dat een Marokkaanse Nederlander reageert door zich eens te meer te identificeren met wat wordt afgewezen. Dan kunnen niet-westerse traditie en radicale islam een antwoord bieden. De beladen variabele kan inderdaad scherpe klauwen uitslaan.
Beter dan ooit weten genuanceerde geesten dat over cultuurverschillen moet worden gezwegen. Maar de kostprijs van dat zwijgen loopt op. We worden bedreigd door een groeiende groep Marokkaanse Nederlanders die zich tot de radicale islam bekeren en we begrijpen ze onvoldoende om ze binnenboord te houden.

We moeten dus eindelijk leren cultuurverschillen te bespreken, in een taal zonder waardeoordelen. Het gaat er dan om een gedrag, omgangsvorm, gewoonte te analyseren, zonder een religie of cultuur als geheel te problematiseren. Ook zonder er meteen kwalificaties als ‘achterlijk’ aan te hangen. Bepaald gedrag (bijvoorbeeld de neiging om bij fouten niet naar jezelf maar naar anderen te kijken) kan in bepaalde omstandigheden onhandig of conflictueus uitpakken. Dan is dát wat het is: gedrag dat niet is aangepast aan een bepaalde omgeving (je wordt bijvoorbeeld geacht jezelf te ontwikkelen door van je fouten te leren).

Voor die manier van kijken en analyseren is een methode voorhanden. Wat Hafid Bouazza ‘machismo’ noemt, komt overeen met de kenmerken van een ‘masculiene cultuur’, zoals Geert Hofstede die in zijn werk over cultuurverschillen definieerde. De intussen 76-jarige emeritus hoogleraar onderscheidde 15 jaar geleden al vijf dimensies aan een cultuur: masculiniteit, machtafstand, individualisme, onzekerheidsvermijding en lange versus kortetermijnoriëntatie. Hij schreef in 1991 het boek Cultures and Organizations: Software of the Mind (Allemaal andersdenkenden: Omgaan met cultuurverschillen).

In de nieuwste editie van dit boek plaatst Hofstede zo’n 75 landen op die dimensies. De meeste Nederlanders geboren uit Marokkaanse ouders hebben andere overtuigingen en mores dan de rest van de samenleving. Dat stelt ons in staat te onderzoeken welke spanning leidt tot déculturation, tot ontworteling. En dat is precies wat we heel snel moeten gaan begrijpen. De Marokkaanse cultuur is ook volgens Geert Hofstede mannelijk – net als bijvoorbeeld de Amerikaanse of Spaanse cultuur. Over een masculiene cultuur zegt hij: materieel succes is belangrijk, net als winnen. Mannen moeten assertief, ambitieus en stoer zijn. Ze minachten wat ‘zacht’ is (compromis, zorg, empathie), zijn verbaal en luidruchtig, en hebben de neiging anderen te bekritiseren. Ze zijn prestatiegericht en geven bij fouten snel anderen de schuld. Vergeleken bij de rest van de wereld staat juist Nederland op deze dimensie in een extreme positie, namelijk bij het ‘feminiene’ uiteinde.

Op de as die loopt van sterke naar zwakke onzekerheidsvermijding, staan de Marokkaanse en Nederlandse cultuur minder ver van elkaar, beiden aan onzekerheidsvermijdende kant. Deze as bepaalt volgens Hofstede hoe open een samenleving en haar individuen zijn voor vernieuwing. Het Nederlandse zelfbeeld klopt niet met de score die Hofstede optekent. Nederland is veel geslotener dan we graag denken. Die vermeende openheid maskeert onverschilligheid en uitsluiting.

Ook de dimensie machtafstand is relevant voor begrip van radicaliserende jongeren. Hofstede: ‘Wie opgroeit in een (thuis)cultuur met grote machtaf-
stand, onderwerpt zich graag aan een sterke leider en voelt zich niet thuis in een democratische samenleving.’ Waar machtafstanden groot zijn, is ‘respect’ een belangrijke waarde. Grote machtafstand en masculiniteit versterken elkaar als het om respect gaat. In een masculiene cultuur, zegt Hofstede, is de gevoeligheid voor krenking namelijk groot. In Marokko is de machtafstand veel groter dan in Nederland.

Op de as waar individualisme tegenover collectivisme staat, wijken de Nederlandse en Marokkaanse cultuur sterk af. Scoort Nederland zeer hoog op individualisme Marokko op collectivisme. Opgegroeid in een omgeving waarin het individu zijn identiteit ontleent aan een collectief, staan de jonge, Nederlandse moslims in een sterk geïndividualiseerde samenleving. De universele, extremistische islam die volgens Olivier Roy wordt aangehangen door jonge born-again muslims, kenmerkt zich door een hartstochtelijk verlangen naar een (geloofs)gemeenschap.

Nederlands grootste zorg is nu te voorkomen dat de grote groep ‘jihadgevoeligen’ daadwerkelijk radicalisereert. Daarvoor moeten we hun ontworteling en hun krenking kennen. Juist doordat de moslimjongens Nederlands zijn, voelen ze de vernedering van hun ouders op een manier die hun ouders zelf nooit in die mate hebben ervaren – zij hadden immers de Marokkaanse gemeenschap als referentiepunt. Dat hun ouders die vernedering zo willoos ondergingen, maakt het pijnlijker. De jongens – door hun culturele bagage gevoelig voor krenking – voelen plaatsvervangende vernedering.
Daar komt de angst voor de eigen vernedering bovenop. Gevormd in een cultuur die veel waarde hecht aan eer en respect, leven jonge Marokkaanse Nederlanders in een meritocratie. Deze samenleving houdt iemand verantwoordelijk voor zijn eigen falen en slagen. Aanzien (respect) volgt uit slagen. Met de mechanismes die ze kennen uit hun huiselijke omgeving (respect houdt onderdanigheid in, tegenspraak is gebrek aan respect), zijn ze niet optimaal toegerust voor een samenleving waarin het vermogen tot kritiek en zelfreflectie essentieel is voor succes. En als ze wel goede papieren hebben voor een maatschapelijke carrière, houdt de Nederlandse samenleving voor Mohammed en voor Bilal de deur vaak dicht.

Met die culturele bagage in zo’n matig toegankelijke meritocratie – die daarmee onmiddellijk geen meritocratie meer is maar een kastensamenleving – is de kans op slagen niet zo groot. Voor een jongen opgegroeid in een zeer masculiene cultuur betekent het dat de angst voor vernedering groot én terecht is. Bovendien worden ze vernederd door een feminiene, softe samenleving die ze juist verachten. Als dan de fundamentalistische verleiding zich aandient, is een jihadi snel geronseld. De jonge Marokkaanse Nederlander krijgt namelijk een alternatief aangereikt waarmee hij beantwoordt aan de Nederlandse opdracht: zorg dat je iemand wordt. Hij lost de westerse eis tot zelfrealisatie in. Maar dan wel op zijn eigen manier, en dat strekt uiteindelijk tot nog meer eer dan slaafs slagen volgens het Nederlandse verwachtingspatroon.

De radicale islam biedt hem waar hij naar verlangt. Een eenduidige identiteit waaraan – en dat is cruciaal – een gevoel van superioriteit wordt ontleend. De aangeboden zuiverheid maakt de Nederlandse samenleving (die hem in zijn perceptie niet respecteert) tot een verdorven, zondig Babylon. De radicale islam biedt de jonge moslim de gelegenheid zich te wreken voor zijn en zijn vaders ondergeschiktheid. Als jihadi weet hij zich gewaardeerd in eigen kring, soms in islamitische en Marokkaanse kring, en hij dwingt ontzag af bij zijn gehate, witte landgenoten. In de zuivere islam ligt het zelfrespect wat hij zocht en niet vond.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *