Verzin een list – Creatief Amsterdam gaat ten onder, Volkskrant Magazine 19 06 2004

Amsterdam is niet meer aantrekkelijk voor creatieven. De grond is te duur, en de commercie lijft alle hippe plekken in. ‘Als we niet oppassen, bloedt de stad dood.’

Het was een avond voor vergezichten. Vanaf de elfde etage van het oude TPG-gebouw naast het Centraal Station in Amsterdam liet de stad haar grootsheid zien. Aan de ene kant het water met de eilanden vol strakke lijnen, aan de andere kant de Munt, de Nicolaaskerk, de Wester, en tot aan het einde gevels uit een figuurzaagje. De zon zakte en de bijeengekomen zakenlui en ‘creatievelingen’ waren door de wijde blik gesterkt in hun voornemen de stad te helpen.

De Club van Amsterdam, een netwerk voor ‘business en creativiteit’, had zich geen beter moment van oprichting kunnen wensen. De stad is haar dynamiek kwijt, zegt de een. Amsterdam stagneert, zegt een ander, en in de onlangs verschenen Atlas voor Gemeenten verkleint Amsterdams voorsprong als aantrekkelijkste stad om te wonen. Om het tij te keren moeten bedrijfsleven en de mensen die leven van ideeën, zoals reclamemakers en ontwerpers, elkaar leren vinden.

Maar het probleem van Amsterdam lijkt groter dan een tekort aan contacten. Amsterdam in de gedaante van een vrijgevochten republiek, het alternatieve naar zich toe zuigend en aanjager van vernieuwing, bestaat niet meer. De hippigheid is weg.

Voor Rob van Bracht komt de Club te laat. Zijn etage in Oud-West staat te koop. De artdirector verruilt Amsterdam voor Antwerpen. Daar heeft hij aan de rand van de binnenstad een oude bierbrouwerij gekocht. Van Bracht voelt zich hier niet meer thuis. De sfeer in de stad, zegt hij, is te zeer veranderd.

Het grootste probleem: Amsterdam heeft geen underground meer. Dat heeft twee oorzaken, legt de artdirector uit. De grond is te duur, en de commercie lijft alle hippe plekken in. Door de hoge grondprijzen wordt de binnenstad bevolkt door het type ‘advocaten met dassen’. De stad is daardoor niet meer zo divers als voorheen. ‘Een monocultuur’, zegt Van Bracht, ‘is niet inspirerend.’

Heeft de creatieve scene een café, strandtent of dansclub waar gelijkgestemden elkaar treffen, dan ‘stromen in mum van tijd de pakken binnen’. Dat wordt versterkt doordat grote merken als Bacardi en Royal Club hun naam willen verbinden aan wat hip is. Weg zijn dan de creatievelingen.

Van Bracht kan werken in een gangkast hij gebruikt niet veel meer dan een laptop maar hij kan niet zonder prikkels en niet zonder een ontmoetingsplek. In Berlijn gebeurt wat in Amsterdam niet meer kan: illegale feesten in leegstaande panden, elke week op andere locaties die in e-mails worden bekendgemaakt. Er is muziek, eten, drank, afgedankt ddr-meubilair en het gevoel dat dit de plekken zijn waar je moet wezen.

Precies dat vond Van Bracht in het Vries huis Amerika, totdat het gekraakte pakhuis in het Oostelijk Havengebied in 1999 een appartementencomplex werd. ”s Nachts om vier uur reed je naar het Vrieshuis voor een lauw bier. Daar werd geskate, gedanst, en je kwam interessante mensen tegen.’

Maar de vrije ruimtes zijn het dubbelzinnige genoegen van een stad aan de rand van haar faillissement. In Amsterdam wordt de prijs betaald voor de gouden jaren negentig. Elke onbepaalde ruimte kreeg een bestemming, de grondprijs rees, er bleef geen krot over om je te verstoppen.

Rob van Bracht probeerde dat wel. Samen met vrienden wilde hij illegale vrijdagavondfeesten houden op het toen nog verlaten Stork-terrein. Het werd niks. Zes jaar terug vroeg de beheerder al meer geld dan de jonge creatieven konden opbrengen. Toen Am sterdam behalve inspiratie ook nog eens haar beleefdheid verloor (‘Ik heb er genoeg van me op straat te laten schofferen’) pakte Van Bracht zijn biezen.

Creatieve voorhoede

‘Jong talent klopt aan de poort, maar kan er niet meer bij. Amsterdam stikt in zijn succes’, bevestigt Jeroen Saris, de oud-Groen Links-wethouder die nu een adviesbureau voor stedelijke ontwikkeling leidt. Misschien haalden beleidsmakers en zakenlui daar een paar jaar geleden hun schouders over op, vandaag de dag ziet iedereen het als een omineus teken. In de nabije toekomst zullen we ons geld vooral verdienen met wat we bedenken, legt Saris uit. Niet meer met wat we maken. Daarvoor is de creatieve voorhoede waartoe Van Bracht behoort onmisbaar.

Hoewel ‘stagnatie’ zich moeilijk laat aflezen aan cijfers, zijn er meer tekenen dat Amsterdam in de problemen komt. Zo verdwijnt niet meer alleen laaggeschoolde arbeid naar Azië. Marleen Stikker, directeur van het media-lab Waag Society, weet dat techneuten uit India niet alleen veel goedkoper een computerprogramma schrijven, ‘ze doen het ook beter’. Alleen in het bedenken en ontwerpen van de toepassing is Nederland nog beter. Maar het verdwijnen van deze voorsprong, zegt Stikker, is een kwestie van tijd. ‘Na India volgt China. Per jaar komen er een miljoen Chinese ingenieurs bij.’

Ander onrustbarend signaal uit gemeentestatistieken: mensen tussen de 20 en 34 verlaten de stad. Ze kunnen geen passende woning vinden. Amsterdam heeft te veel sociale woningbouw, te weinig ruimte voor starters en middengroepen. Om dezelfde reden loopt Amsterdam studenten mis. Tegelijkertijd zijn er elk jaar drieduizend diplomaloze schoolverlaters en heeft de stad te veel ‘inactieven’.

Divers en tolerant

Redenen genoeg voor het stadhuis om na te denken over de vraag hoe Amsterdam een stad aan de top blijft. Daarbij volgden de ambtenaren van burgemeester Cohen dezelfde lijn als die van alle andere grote westerse steden: voor toekomstige groei is innovatie essentieel, en dus moet Amsterdam een ‘creatieve stad’ zijn. Internationale, economische concurrentie gaat steeds minder om natuurlijke hulpbronnen en industriële productie, steeds meer om ideeën. Grote steden zijn de ideale omgeving voor creativiteit. Ze kunnen een klimaat bieden waartoe creatieven en kenniswerkers zich voelen aangetrokken: divers en tolerant. De ‘verblijfskwaliteit’ van een stad wordt daarmee essentieel voor economische groei. Bedrijven gaan naar plekken waar ontwerpers, adviseurs, ict’ers, programma- en filmmakers, journalisten, kunstenaars en reclamejongens willen leven.

Maar nog voordat ‘de Stadsvisie’ het licht zag, gebeurde in de Stopera iets geks. Dit ambtelijke stuk, dat juist ging over het voorkomen van stagnatie, liep vast. Half maart werd de nota nog in klad gelekt naar Het Parool, dat schreef: ‘”Creatieve klasse” moet de stad vlottrekken’ en ‘Amsterdam moet ruim baan geven aan jong, slim en succesvol.’

In de daaropvolgende week vatte de journalist de premature stadsvisie in eigen woorden samen: ‘Weg met de sloebers, weg met de armen.’ En hij vroeg zich af: ‘Waar zouden dit soort ideeën zo plotseling vandaan komen in het van oudsher ”rode” Amsterdam?’

De PVDA-gemeenteraadsfractie meende het te weten: van de hoogste ambtenaar, en ze vroeg de PVDA-wethouders het stuk te negeren.

Dus toen PVDA-burgemeester Cohen een ‘concept stadsvisie’ voorlegde aan de wethouders (PVDA, CDA en VVD), onthield een aantal zich van een mening. Echt inhoudelijke meningsverschillen over de koers van Amsterdam lijken er niet te zijn, een verklaring voor zoveel gedoe schuilt dan ook eerder in een reflex bij de sociaal-democraten. Kijk naar de titel van het boek van Richard Florida, waar ook alle andere wereldsteden voor hun toekomstplannen uit putten. Dat heet: The Rise of the Creative Class.

Afstraffen

Boven het hoofd van PVDA-raadslid Bouwe Olij komt een donker gedachtewolkje te hangen. Daarin staat geschreven: ‘Klasse?’ Waren we daar niet nét helemaal klaar mee?!’ Olij is de nazaat van sociaal-democraten als Jan Schaefer, wier politieke agenda begon en eindigde bij volkshuisvesting. Mannen als Olij hebben niks op met die nieuwe ‘creatieve klasse’. Dat is praten over elite die wil wonen in dure huizen waarvoor sociale woningbouw moet wijken.

Bouwe Olij zegt daarentegen dat hij de stadsvisie weigert te erkennen omdat die is geschreven ‘op initiatief van ambtenaren, zonder opdracht van de politiek’. Olij: ‘We zouden toch resultaten boeken, in plaats van nog meer nota’s schrijven? Daarom moeten wij dit als gemeenteraad afstraffen.’ Daar komt bij, zegt Olij, dat de gemeenteraad nog maar een jaar geleden het Structuurplan Kiezen voor stedelijkheid heeft vastgesteld. ‘Dat gaat tot 2010 en behandelt zowel ruimtelijke ordening, wonen, werken, alsook de economische pijlers van de stad.’ En dat laatste, zegt hij, ‘is meer dan alleen creativiteit’.

Saskia Bruines, fractieleider van de Amsterdamse D66 en voormalig wethouder Cultuur, zegt dat ze het ‘idioot’ zou vinden ‘als de PVDA weigert te praten over een stuk dat van een ambtenaar komt’. Het is volgens haar juist nodig te investeren in Amsterdam als ‘creatieve stad’, en ‘je bent toch gek als je geen gebruikmaakt van beschikbare kennis? Als we niet oppassen bloedt de stad dood. Dus zou ik zeggen: de boer op met dat stuk’.

Niettemin degradeerden burgemeester en wethouders de Stadsvisie tot een discussiestuk (Ruimte voor talent). Dat zag vorige week het licht. Bij de oprichting van de Club van Amsterdam gaf Cohen een samenvatting met als kern: Amsterdam moet zijn voorsprong houden op het gebied van creativiteit, kennis en innovatie. Die voorsprong wordt bedreigd door veel schooluitval, een slecht toegankelijke woningmarkt, gebrek aan kleinschalige bedrijfsruimten en een ‘kwetsbare’ regionale bereikbaarheid.

Zaandam

Ook ontwerper Maroeska Metz verliet afgelopen jaar de hoofdstad. Vertrok artdirector Van Bracht vanwege het klimaat, Metz door ruimtegebrek. Design van Metz gaat de wereld over. Om opdrachtgevers en kopers een goed beeld te geven van haar meubels, tapijten en lampen, had ze meer expositieruimte nodig dan ze kon krijgen in Het Veem in Amsterdam. Het oude pakhuis voor koffie, tabak en cacao aan het IJ herbergt meer dan zeventig bedrijven en kunstenaars.

Geen mooiere plek dan Het Veem, vindt Metz nog steeds. In haar gloednieuwe bedrijfsgebouw op een industrieterrein aan de Zaan heeft Metz 8 meter hoge ruimten ingericht als salon, eetkamer, slaapkamer of kantoor. Beneden is de werkplaats.

Maar Het Veem was niet alleen een charmant gebouw op een prachtige plek. Het allerbelangrijkste, zegt Metz, was de bonte bedrijvigheid.

‘Daar zitten keramisten, houtbewerkers, webdesigners, tekstschrijvers, theatermakers en reclamejongens. Er is een expositieruimte, een theater en een restaurant. Als ik een tafel getimmerd moet hebben, kan ik bij de meubelmaker terecht. Je praat dan over elkaars werk en daar komen nieuwe dingen van.’

Metz doelt precies op wat Richard Florida essentieel noemt voor een innovatieve omgeving: uitwisseling. Ze zocht naar ruimte in de buurt van haar oude atelier. Als ze iets vond dat voldeed als werkplaats en expositieruimte, kon ze de prijs niet betalen.

Burgemeester Cohen is het met haar eens. Amsterdams grootste hindernis voor talent is het gebrek aan betaalbare ruimte, zegt hij. ‘Al wordt dat probleem versterkt doordat iedereen denkt dat de grenzen van de stad ophouden bij het centrum.’ Metz dacht zo niet, en vestigde zich in Zaanstad, ver verwijderd van andere creatievelingen.

Label

Jaren geleden al werd het besef dat de vrije ruimte op is, vertaald in beleid: het zogeheten broedplaatsenbeleid, waardoor kunstenaars en creatievelingen gesubsidieerde ruimtes kunnen huren.

Maar beleid en praktijk liggen niet altijd in elkaars verlengde. Is het onverwachte, zoals artistieke creatie en innovatie, wel te plannen? Of is de impliciete opdracht ‘wees creatief’ net zo moeilijk te vervullen als het commando: ‘wees spontaan.’ In elk geval wordt het creatieve klimaat eerder gehinderd dan geholpen door de manier waarop ambtenaren en projectontwikkelaars nadenken over stedelijke ontwikkeling, stelt Waag-directeur Marleen Stikker vast.

‘Creatief is een label geworden’, zegt Stikker. In plaats van dat ze begrijpen hoe creativiteit gedijt, staat ‘cultuur’ op de check list van projectontwikkelaars. ‘Ze denken dan aan een instelling of een galerie. Als dat is geregeld, kunnen ze ”creativiteit” afvinken.’ Stikker wil niets afdoen aan het belang van galeries, maar een klimaat voor innovatie is daarmee niet geschapen.

De tweede misvatting is ernstiger, vindt Stikker. In het huidige denken over de toekomst van Amsterdam lijkt vergeten hoe belangrijk een stad is als ‘emancipatiemachine’. Stikker: ‘Dat geldt vooral voor de nieuwe Amsterdammers. Of ze nu uit Uitgeest, Oost-Europa of Marokko komen: mensen trekken naar een stad om zich te kunnen ontplooien.’

Daartoe moet iemand zich een stuk van de stad kunnen toe-eigenen: een huis, een winkel of een werkplaats. En dat, zegt Stikker, laat de stad niet meer toe. ‘De rafels zijn verdwenen. Het denken in termen van economisch rendement, sluit degene die nog niets is, maar die bezig is iets te worden, helemaal buiten.’

Het is in dat licht dat Marleen Stikker met verbazing kijkt naar de manoeuvres van de Amsterdamse PvdA-fractie. Die ziet volgens de Waag-directeur de emancipatoire kracht van ‘de creatieve stad’ over het hoofd. ‘Als een creatieve stad goed werkt, dan is het effect omgekeerd: dan gaan de armen erin en de rijken eruit.’

Jeroen Saris heeft een oplossing gevonden voor het gebrek aan ruimte. Noordwaarts van Amsterdam wacht aan de overkant van het Noordzeekanaal een oud-industrieel complex op een nieuwe bestemming: het Hembrug-terrein.

De oude munitiefabriek en opslagplaats bestaat uit 35 gebouwen waarvan enkele eind-19de eeuws. Het gebied is 45 hectare groot, met aan de ene kant het water (per draagvleugelboot tien minuten van het Centraal Station) en aan de andere kant een dicht bos. Saris, enthousiast: ‘Dit heeft alles om een creatieve werkplaats te worden, compleet met restaurant, café en festivals.’

Het rijk is eigenaar, jammer dat het grond gebied valt onder de gemeente Zaanstad. Maar Amsterdam moet af van zijn ‘dorpse denken’, vindt Saris. ‘Zaanstad is al eeuwen de werkplaats van Amsterdam.’ Burgemeester Cohen en Maroeska Metz denken daar net zo over. De verf in Metz’ nieuwe onderkomen is net droog, maar ze zou zo weer verkassen, zegt ze. Alles om maar weer te werken in de nabijheid van gelijkgestemde geesten in de meest uiteenlopende zaken.

Tolerantie

Dat Rob van Bracht juist ‘het andere’ mist in Amsterdam is opmerkelijk. Want wordt de multiculturele samenleving niet juist verdedigd met het argument dat nieuwkomers Amsterdam verrijken omdat ze anders zijn? Maar de diversiteit die wordt gezocht door Rob van Bracht, door Maroeska Metz en met hen de rest van de ‘creatieve klasse’, bestaat bij de gratie van openheid, nieuwsgierigheid en tolerantie.

Richard Florida spreekt over talent en technologie in combinatie met tolerantie (zijn drie T’s), als hij uiteenzet in welk klimaat vernieuwing de meeste kans maakt. Veel nieuwe Amsterdammers komen uit culturen die meer op behoud dan op verandering zijn gericht. De tolerantie voor wat afwijkt van hun overtuigingen en gebruiken is niet altijd even groot. Vandaar misschien het paradoxale resultaat dat de samenleving verschillende naast elkaar bestaande maar onderling afgesloten monoculturen kent.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *