‘Wat ben je mooi’, zegt de dokter. Portret van Denis Mukwege, Oost-Congo, mei 2010

Komt een jonge vrouw bij de dokter. Ze trekt haar onderbroek onder haar omslagdoek vandaan en stapt achter het kamerscherm. Daar staat een bed met beugels. Op een krukje zit een reus van een man. Die pakt haar hand. Hij aait haar wang en lacht haar toe: “Que tu es belle.”

Wat ben je mooi, zegt Denis Mukwege tegen zijn patiënte. Hij opereerde haar; repareerde de fistel die het gevolg was van een groepsverkrachting met bruut geweld: een kapotte scheidingswand tussen blaas en vagina. Dan loopt urine via de schede naar buiten. Op de stoel achter het scherm ligt het verfrommeld bewijs van een niet helemaal gelukte operatie: een rood slipje met klamme lappen erin.

Dokter Mukwege is gynaecoloog in Oost-Congo. Hij behandelde in elf jaar meer dan 20 duizend vrouwen voor de gevolgen van gewelddadige verkrachting. Het Panzi Ziekenhuis dat hij in 1999 in Bukavu stichtte, is het meest gespecialiseerde ter wereld. De kliniek is voor een deel algemeen streekziekenhuis, de andere helft is ingericht voor slachtoffers van seksueel geweld die gratis worden behandeld. Zij komen vaak van ver en blijven hier, weken, soms maanden, tot ze genezen zijn.

Mukwege werd fistelspecialist tegen wil en dank. De in Frankrijk opgeleide arts van 52 zou een kleine kliniek voor verloskunde bouwen. “Hier stierven veel moeders en baby’s. In de armste wijk van Bukavu wilde ik een operatiekamer voor keizersnedes.” Zijn allereerste patiënt kwam niet om te bevallen. Ze was 500 meter verderop verkracht. Haar bekken was gebroken. In de elf jaar die volgden, verveelvoudigde bijna elk jaar het aantal verkrachte vrouwen dat bij Panzi aanklopte. Mukwege: “Nergens staat beschreven wat je doet met een geslachtsorgaan dat is verminkt. Met patiënten bij wie wapens naar binnen zijn gebracht, messen, glasscherven en brandend plastic.”

Overdag hangen de patiënten op de binnenplaats: een in kleur bonte verzameling van vrouwen en baby’s met een gemene deler die alles mat maakt. De tuin en recreatieruimte voor de slachtoffers zijn, net als de kliniek zelf, een oase van orde in een stad vol modder. Het is hier zo fijn en veilig dat de meeste vrouwen liever blijven dan teruggaan de heuvels in. Er is alleen één ding dat niet klopt.

“Ruik jij het?” vraagt Mukwege ietwat plompverloren. De stank valt niet te negeren; vage urinelucht in de eetzaal, misselijkmakend penetrant in de behandelruimte en de operatiekamer. “Precies”, zegt de dokter. “Met die geur kun je dus niet leven.” Hij vertelt dat de omgeving ongemakkelijk wordt van iemand die naar plas stinkt. En dat ongemak is groter wanneer de urinelucht is gekoppeld aan verkrachting.

Harde data heeft hij niet, maar dokter Mukwege schat dat 80 tot 90 procent van de verkrachte vrouwen door de echtgenoot wordt verlaten – iets waar hij zich woest over maakt, dat gedrag van Congolese mannen. Het standaard scenario: bij een nachtelijke aanval vluchten de mannen de bossen in, hun vrouw en kinderen achterlatend. Daarna blijkt de vrouw van onder te bloeden en zegt hij: “Je hebt je laten verkrachten. Hoepel op.” Mukwege legt uit dat een man die bij zijn verkrachte vrouw blijft, door de rest van het dorp wordt bespot.

Logisch dat vrouwen die worden onteerd als ze op het land werken, dat geheim houden. Volgens Artsen Zonder Grenzen in Bukavu zou slechts één procent van de slachtoffers van seksueel geweld hulp zoeken. De andere 99 procent riskeert een hiv-besmetting die binnen 72 uur te voorkomen was geweest.
Ondanks dat massieve zwijgen zijn ook de harde cijfers niet flauw. De Verenigde Naties meldden dat er in 2009 alleen al in Zuid-Kivu, de provincie waarvan Bukavu de hoofdstad is, vijfduizend vrouwen zijn verkracht. Zestig procent van alle gevallen zijn gang rapes door gewapende mannen. De helft gebeurt in het eigen huis, ’s nachts, in het bijzijn van man en kinderen. Verkrachting door burgers neemt toe; in 2008 gebeurde dat 17 keer zo vaak als in 2004.

Op de dag dat we met Panzi’s mobiele kliniek het platteland op gaan, lijken zich weinig slachtoffers van seksueel geweld aan te dienen. Toch is de vraag naar gynaecologische hulp enorm. Op tweeënhalf uur rijden van Bukavu richting Uvira, over de bergen, zitten meer dan zeventig vrouwen te wachten op de dokter uit de stad.

In het duistere centre de santé van Kashenyi installeert dokter Sevy zich op krap drie bij drie meter. Een verknipt spandoek belemmert het zicht van buiten naar binnen. Alle vrouwen passeren de gynaecologe, om zich vervolgens te melden op de veranda. Daar vullen verpleegkundigen van Panzi zelfgevouwen papieren tuitzakjes met pillen. De baas van het gezondheidscentrum, meneer Jacques, vertelt dat vrouwen met allerhande gynaecologische kwaaltjes worden gevraagd te komen. Zij zijn een dekmantel voor de slachtoffers van seksueel geweld.

Hoewel het overgrote deel van Congo sinds de presidentsverkiezingen van 2006 redelijk rustig is, nam in de Kivu’s het geweld tegen vrouwen toe. Die oorlog is een onduidelijk verhaal. Er is niet één aanvaller en één verdediger, geen good cop / bad cop. Er is een kakofonie van gewapende partijen die voortdurend van allianties wisselen, met als belangrijkste spelers het Congolese leger (FARDC) en de uit Rwanda afkomstige Hutu-rebellen (FDLR). Het is een oorlog die niet in een schema past.

Dokter Mukwege doceert: Je hebt drie soorten oorlog. 1. Een religieus gemotiveerde oorlog, zoals die van Al Qaida, 2. een tribale of etnische oorlog, meestal een burgeroorlog, en 3. een oorlog tussen landen. “Maar dit?!” Mukwege, de handen open: “Dit is internationaal terrorisme met als doel onze mineralen te roven. En het slagveld van deze oorlog, dat zijn de vrouwen.”

Bron van ellende is de bodem. Die zit vol goud, koper, kobalt, kassiteriet (tinsteen) en coltan (een geleider nodig in mobieltjes en laptops en dus een grondstof waar in het Westen en in China grote vraag naar is). Soldaten, rebellen en bandieten zijn uit op delfstoffen en mineralen. Ander groot probleem: het regeringsleger. Al sinds de dagen van koning Leopold (1885-1907) moet dat zichzelf bedruipen. Het leger rooft van de bevolking wat het nodig heeft – en meer. Voor Congolese soldaten moest je altijd oppassen, onder de Belgen evengoed als onder Mobutu. Alleen: verkrachting kwam niet voor.

Dat wat Mukwege ‘een totaal nieuwe pathologie’ noemt, kwam na 1994 naar Congo. Dat was het jaar dat in buurland Rwanda de Hutu’s genocide pleegden op de Tutsi’s. Toen de Tutsi Paul Kagame de macht overnam, zijn veel Hutu-daders naar Oost-Congo gevlucht. De Rwandese Hutu’s zouden hun praktijk van verkrachten, martelen en moorden in Congo hebben voortgezet. Hun voorbeeld doet volgen. Ongeacht welk leger of gewapende bende zich nu door de Kivu’s beweegt, ze nemen de vrouwen. De verhalen van verkrachte vrouwen in Zuid-Kivu lijken sterk op getuigenissen van genocide-overlevenden in Rwanda: wreedheid met vernedering als doel. Geen grotere vernedering in Afrika dan de verkrachting van een moeder.

De internationale gemeenschap laat het afweten, vindt Denis Mukwege. Congo heeft weliswaar de grootste VN-vredesmissie uit de geschiedenis (20 duizend manschappen), volgens Mukwege kan Monuc de burgers onmogelijk beschermen, “hooguit het geweld inperken en een catastrofe voorkomen”. Hij vindt dat de internationale gemeenschap Congo moet helpen een serieus leger op te bouwen: gedisciplineerd, getraind en betaald. Dat dit niet gebeurt, heeft volgens Mukwege alles te maken met de oorlogseconomie rond grondstoffen die het Westen nodig heeft. “Het is een schande dat we dit laten gebeuren. Ik ben langs zoveel westerse regeringen getrokken.” De badge die hij op zijn witte jas speldde, zegt: Do not stand idly by.

Wat hier gebeurt, verschilt volgens Denis Mukwege niet zo gek veel van Bosnië in 1995: “Van een hele bevolkingsgroep wordt de mogelijkheid tot voortplanting vernield. We leven in een geglobaliseerde wereld, maar de schreeuw van een Afrikaanse vrouw wordt niet gehoord.”

Mukwege kan opereren wat hij wil. Als de bevolking niet wordt beschermd, krijgt hij dezelfde vrouwen tot soms drie keer terug – hersteld en weer verkracht. In Panzi is iedereen aangeslagen door een zojuist binnenkomen geval, een bekende. De vrouw baarde vier jaar geleden het kind van haar verkrachter. Panzi’s psychologen hielden haar maandenlang hier, totdat ze haar dochter accepteerde. Nu zijn ze terug. Moeder en kleuter allebei van onderen gescheurd, beiden hiv-besmet.

Bij de jonge vrouw die door dokter Mukwege wordt aangehaald – que tu es belle, loopt nog steeds wat urine uit de blaas. Met een Amerikaanse professor in de urologie die een weekje komt opereren, kijkt hij wat er aan te doen valt. De ingreep geeft deze vrouwen hun leven terug, vertelt Mukwege even later in de ziekenhuistuin. “Onze patiënten zijn alles kwijt. Ze zijn genitaal verminkt en door iedereen uitgekotst.” Panzi wil ze “compleet verzorgen”. Niet alleen het technische probleem verhelpen, maar ze ook psychologisch en sociaal laten herstellen van hun trauma.

“Deze vrouwen hebben recht op een glimlach. Er moet van ze worden gehouden. De jonge vrouw in mijn behandelkamer is door haar man verlaten. Hij zei: “Je stinkt” en is vertrokken. “Ik zeg haar: “Laat hem toch gaan. Jij bent prachtig. En zo wil ik je ook weer zien: trots, met je hoofd geheven.” Zodra ik bij mijn patiënten de eerste petites beautées zie; een beetje mascara, lippenstift, weet ik dat ze hun zelfrespect terugvinden. Daar is het mij om te doen, om la renaissance. Ik vertel haar daarom hoe mooi ze is.”

**

Dit portret van Denis Mukwege is geschreven in opdracht van Stichting Vluchteling, ter gelegenheid van de uitreiking van de VAN HEUVEN GOEDHART-PENNING 2010, tweejaarlijkse mensenrechtenprijs van de Stichting Vluchteling, op 18 juni 2010 door Ruud Lubbers uitgereikt in de Beurs van Berlage.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *